Kort geding van De Meza niets verandert aan zijn verdachte-status en waarom Mike Eman hem niet kan voordragen als minister
De Meza blijft uitgesloten van ministerschap onder artikel 8 LVIM
Recentelijk heeft kandidaat-minister Mike de Meza een kort geding aangespannen op basis van artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba, waarin hij de rechter heeft verzocht het Openbaar Ministerie (OM) te verplichten hem te informeren over de aard en reden van zijn status als verdachte. Hoewel deze juridische procedure voor De Meza essentieel kan zijn om duidelijkheid te verkrijgen omtrent zijn rechtspositie, kan dit kort geding juridisch gezien niet leiden tot wijziging of beëindiging van zijn status als verdachte.
Artikel 43 Wetboek van Strafvordering Aruba
Artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba voorziet in een uitzonderlijke rechtsgang, waarmee een rechterlijke voorziening kan worden getroffen indien er geen specifieke wettelijke regeling bestaat en sprake is van een dringende noodzaak om de goede strafrechtsbedeling te waarborgen. Deze voorziening is echter bedoeld om duidelijkheid te verschaffen of om onrechtmatige situaties tijdelijk op te heffen, maar niet om de status van verdachte te wijzigen of te beëindigen. De bevoegdheid om iemand als verdachte aan te merken of deze status op te heffen, berust exclusief bij het Openbaar Ministerie.
Verdachte-status blijft bestaan
Ondanks het kort geding blijft de status van De Meza als verdachte ongewijzigd, tenzij het OM uit eigen beweging besluit de verdenking op te heffen. Het kort geding kan hooguit leiden tot meer duidelijkheid omtrent de feiten en omstandigheden die aan de verdenking ten grondslag liggen, maar heeft geen directe invloed op de juridische beoordeling en kwalificatie van de verdenking zelf.
De uitspraak van de voorlopige voorziening van 4 juni 2025
Op 6 mei 2025 heeft De Meza tevens een verzoek om een voorlopige voorziening (VOVO) bij de rechter ingediend met betrekking tot de verklaring van goed fiscaal gedrag van het Departamento di Impuesto (DIMP). De rechter heeft op 4 juni 2025 uitspraak gedaan en geoordeeld dat De Meza geen positieve verklaring van goed gedrag heeft ontvangen. Hoewel hij zijn schulden aan DIMP heeft voldaan, heeft dit niet geleid tot een positieve fiscale beoordeling door de bevoegde autoriteiten.
Uitsluitingsgronden volgens artikel 8 Landsverordening Integriteit Ministers (AB 2021 no. 203)
Artikel 8 van de Landsverordening Integriteit Ministers (AB 2021 no. 203) stelt expliciete en dwingende uitsluitingsgronden voor kandidaat-ministers. Het artikel bepaalt dat de formateur geen voordracht tot benoeming mag bevorderen indien de kandidaat:
Verdachte is in een lopend strafrechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf (artikel 8, lid 1 sub e), of
Een negatieve beoordeling heeft ontvangen met betrekking tot zijn fiscale gedrag (artikel 8, lid 1 sub g).
Het oordeel over het fiscale gedrag wordt op grond van artikel 5 van de Landsverordening Integriteit Ministers (AB 2021 no. 203) verstrekt door drie bevoegde instanties:
de Inspecteur der Belastingen (artikel 5, eerste lid),
de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank (artikel 5, tweede lid), en
de Ontvanger der Belastingen (artikel 5, derde lid).
Een negatieve fiscale beoordeling omvat onder meer:
het ontbreken van een regeling betreffende de betaling van belastingen of premies;
het niet of niet volledig nakomen van een getroffen regeling;
structureel betalingsverzuim en achterstanden die afbreuk doen aan de integriteit die van een minister mag worden verwacht.
Concrete toepassing op Mike de Meza
Mike de Meza voldoet aan twee harde uitsluitingsgronden krachtens de Landsverordening Integriteit Ministers:
Hij is officieel verdachte in een strafrechtelijk onderzoek: Mike de Meza stelt dat hij op 5 juni 2025 door de formateur is geïnformeerd dat hij door het Openbaar Ministerie als verdachte is aangemerkt naar aanleiding van een aangifte door de inspecteur van 23 mei 2025.
Hij heeft een negatieve beoordeling ontvangen omtrent zijn fiscale gedrag, zoals bevestigd in het vonnis van 4 juni 2025.
Dit betekent dat formateur Mike Eman juridisch niet bevoegd is om De Meza voor te dragen als minister. Artikel 8, lid 2 verplicht de formateur bovendien om De Meza schriftelijk en onverwijld te informeren over het niet voordragen, inclusief een duidelijke en ondubbelzinnige motivering van deze beslissing. Het gebruik van de term "zo spoedig mogelijk" in de wet vereist in deze context — gelet op de impact op de kabinetsformatie en de rechtspositie van de kandidaat — een onmiddellijke schriftelijke kennisgeving zonder onnodige vertraging.
Opzettelijk handelen in strijd met de wet
Indien formateur Mike Eman desalniettemin zou besluiten De Meza voor te dragen als minister, handelt hij bewust en opzettelijk in strijd met de Landsverordening Integriteit Ministers. Een dergelijke voordracht zou juridisch nietig zijn en kan leiden tot ernstige juridische complicaties en persoonlijke aansprakelijkheid van de formateur.
Conclusie
Op basis van de feiten, de geldende wet- en regelgeving en de relevante jurisprudentie kan juridisch-academisch ondubbelzinnig worden vastgesteld dat De Meza niet in aanmerking komt voor benoeming tot minister. Zowel zijn formele kwalificatie als verdachte in een lopend strafrechtelijk onderzoek (artikel 8, lid 1 sub e), als de negatieve beoordeling van zijn fiscale gedrag (artikel 8, lid 1 sub g), zoals vastgesteld in het vonnis van 4 juni 2025, vormen objectieve en cumulatieve uitsluitingsgronden die expliciet zijn opgenomen in de Landsverordening Integriteit Ministers (AB 2021 no. 203).
Voor de formateur — in casu de heer Mike Eman — geldt geen beoordelingsvrijheid. De tekst van artikel 8 is imperatief geformuleerd: de formateur "bevordert geen voordracht". Iedere handeling die hiermee in strijd is, is juridisch aan te merken als een bewuste en opzettelijke schending van een wettelijke norm. Dergelijk handelen door een constitutioneel belaste functionaris ondermijnt de beginselen van behoorlijk bestuur, het legaliteitsbeginsel en de integriteitsverplichtingen die uit de Staatsregeling voortvloeien.
Indien de formateur desalniettemin tot voordracht overgaat, ontstaat een evidente strijd met het geschreven recht. In dat geval rust op de Gouverneur, als vertegenwoordiger van de Kroon en bewaker van de constitutionele orde, de zwaarwegende taak om de onwettige voordracht te blokkeren of te vernietigen. Gezien diens rol in het benoemingsproces en verantwoordelijkheid tot toetsing aan formele rechtsregels, ligt het juridisch voor de hand dat de voordracht zal worden geweigerd.
Kortom, op grond van de geldende landsverordening, de inhoud van het strafvorderlijk en fiscaal oordeel en de geldende normatieve kaders is een ministeriële voordracht van De Meza juridisch onmogelijk, en is elke poging daartoe evident in strijd met het recht. De Meza kan niet als minister worden benoemd. Zowel zijn formele status als verdachte in een lopend strafrechtelijk onderzoek als zijn negatieve fiscale beoordeling — bevestigd in het vonnis van 4 juni 2025 — vormen harde en cumulatieve uitsluitingsgronden op grond van artikel 8 van de Landsverordening Integriteit Ministers (AB 2021 no. 203).
Formateur Mike Eman kan hem derhalve juridisch niet voordragen zonder opzettelijk en bewust in strijd te handelen met deze landsverordening. Indien hij dat toch doet, is deze voordracht ongeldig en in strijd met de wet. Bovendien is de formateur wettelijk verplicht De Meza schriftelijk en gemotiveerd te informeren over het besluit tot niet-voordracht.
Als ultieme bewaker van de rechtsorde op Aruba rust op de Gouverneur — als hoeder van de wet en de integriteit van het openbaar bestuur — in dat geval de verantwoordelijkheid om de voordracht te vernietigen of te weigeren goed te keuren.
Het strafrechtelijk kort geding van De Meza verandert niets aan zijn formele status als verdachte, noch aan zijn negatieve fiscale beoordeling. Deze twee factoren zijn harde uitsluitingsgronden onder de Landsverordening Integriteit Ministers. Formateur Mike Eman heeft daarom geen wettelijke ruimte om De Meza alsnog voor te dragen als minister en is verplicht hem hierover schriftelijk en gemotiveerd te informeren.
Vrijwaring / Disclaimer
Deze juridische analyse is uitsluitend bedoeld ter algemene informatie en vormt geen juridisch advies aan specifieke personen of instanties. De inhoud is gebaseerd op de tekst van de Landsverordening integriteit ministers (AB 2021 no. 203), de strafvorderlijke regelingen in Aruba, het vonnis De Meza van 4 juni, en de officiële persberichten van het Openbaar Ministerie.